Een ontspannen pasgeboren baby heeft meestal nog een gebogen foetushouding en ligt knus tegen de ouders aan. Bij een huilbaby zie je echter vaak het tegenovergestelde: ze overstrekken zich en gooien hun lichaam achterover, waardoor ouders extra alert moeten zijn dat de baby niet uit hun armen glipt. Wanneer een huilbaby rechtop tegen de ouder wordt gehouden, zie je dat ze zich overstrekken, het hoofd omhoog houden en nieuwsgierig lijken rond te kijken. Hun benen zijn vaak gestrekt, met een sterke sta-reflex, en soms proberen ze zich zelfs tegen de borst van de ouder op te duwen.
Dit gedrag, waarbij huilbaby's vroegtijdig krachtig hun nek en benen gebruiken, is voor sommige mensen een teken van “een sterke baby,” maar in werkelijkheid zijn deze houdingskenmerken bij een huilbaby juist ongewoon en kunnen ze wijzen op overmatig huilgedrag. Deze tekenen zijn vaak al zichtbaar vanaf de eerste of tweede dag en vormen een van de eerste signalen voor ouders dat hun baby mogelijk een huilbaby is.
De baby heeft een duidelijke voorkeurshouding van het hoofd, links/rechts gedraaid of sterk achterover getrokken, ook tijdens de slaap. Dit kan leiden tot een zijdelingse of achterwaartse afplatting van de schedel. Vaak heeft de baby een kale plek op het achterhoofd in het midden of meer aan de zijkant.
De baby overstrekt de rug, ligt achterover in een hoepeltje en/of zijdelings in een banaanvorm.
De baby wil niet plat achter overliggen, de Maxi-Cosi gaat vaak beter dan de wieg. Indien de baby tegen de borst van de ouders in slaap is gevallen wordt bij het neerleggen in de wieg hij vrijwel meteen wakker en begint te huilen.
Rondlopen met de baby in een draagdoek of rechtop tegen de borst in de armen van de ouders gaat vaak beter, maar ook niet altijd.